Onze ervaring,
uw vertrouwen

Covid-19: De rust voor zorgverleners is nog niet verzekerd

Nu de piek in de besmettingen en ziekenhuisopnames in gevolge het Covid-19 virus achter de rug is en de strikte maatregelen stilaan worden versoepeld, dacht ook de gezondheidszorgbeoefenaar dat voor hem de situatie zou normaliseren. Het bijzondere volmachtenbesluit nr. 16 beslist hier mogelijk anders over. Ten gevolge van de huidige uitzonderlijke maatregelen voorziet dit besluit immers in de mogelijkheid om gezondheidszorgbeoefenaars die nog niet gemobiliseerd zouden zijn, op te vorderen. Deze opgevorderde gezondheidszorgbeoefenaars worden vervolgens toegewezen aan zorginstellingen met een te beperkte capaciteit.

1 Voor elke zorginstelling en voor alle personeel?

Het besluit voorziet naast de mogelijkheid om personeel toe te wijzen aan ziekenhuizen tevens in de mogelijkheid om personeel toe te wijzen aan rust- en verzorgingstehuizen alsook aan de psychiatrische instellingen.

Daarbij is het besluit van toepassing op alle gezondheidszorgbeoefenaars in de zin van de Wet Uitoefening Gezondheidszorgberoepen en dit ongeacht in welke instelling of individuele praktijk ze werken en los van het statuut waaronder zij werkzaam zijn. De opvordering kan aldus zowel betrekking hebben op een arts actief als zelfstandige in een ziekenhuis als op een verpleegster tewerkgesteld als werknemer in hetzelfde ziekenhuis.

Essentieel is evenwel dat zij over een definitief visum beschikken om het beroep te mogen uitoefenen. Personen in opleiding worden aldus niet geviseerd door dit besluit.

2 Onder welke voorwaarden?

Opdat van deze maatregel gebruik gemaakt kan worden, moet er binnen een bepaald kader waar gezondheidszorg wordt verstrekt, sprake zijn van een capaciteitsprobleem ingevolge de huidige Covid-19 epidemie. Op te merken is dat ook individuele praktijken hiervoor in aanmerking komen.

De opvordering kan bovendien enkel worden toegepast om de gevolgen van de Covid-19 epidemie te ondervangen en uitsluitend indien er kan aangetoond worden dat het capaciteitsprobleem een grote bedreiging vormt voor de continuïteit van de zorgverstrekking.

De beoordeling of er sprake is van een nood om tot opvordering over te gaan, wordt toebedeeld aan de provinciegouverneurs of de gezondheidsinspecteurs. Zij zullen de nood beoordelen op basis van de voor hen beschikbare informatie of op basis van een vraag die aan hen gesteld wordt door een verantwoordelijke van een in België gelegen kader waar zorg wordt verricht. Het uiteindelijke opvorderingsbevel zal uitgaan van de Minister van Binnenlandse zaken in samenspraak met de Minister van Volksgezondheid.

3 Looptijd

Artikel 3 van het besluit stelt dat het besluit ophoudt uitwerking te hebben op 31 december 2020.

Dit impliceert echter dat zelfs indien de federale fase van het rampenplan en de hiermee gepaard gaande maatregelen of de bijzondere machten van de huidige regering vroeger worden opgeheven er alsnog een mogelijkheid bestaat om zich op dit besluit te beroepen.

De noodzaak van deze maatregel zal mogelijks evenwel doorheen de tijd minderen zodat in ieder geval de lange looptijd actueel in vraag kan worden gesteld. Het lijkt er dan ook op dat de overheid reeds gewapend wil zijn mocht er zich een tweede golf van besmettingen voordoen.

4 Praktische toepassing

Het eigenlijke opvorderingsbevel zal schriftelijk worden gegeven maar kan indien de omstandigheden dit vereisen ook mondeling gebeuren met een schriftelijke bevestiging achteraf.

De provinciegouverneur in wiens provincie het kader met een tekort gevestigd is, zal hierbij instaan voor de kennisgeving aan de betrokkene. Deze zal via elektronische of via een andere drager aan de betrokkene bekendgemaakt worden. De betrokkene moet de ontvangst van het bevel vervolgens bevestigen.

Het opvorderingsbevel zal rekening houden met de afstand tussen het kader waarvoor de opvordering plaatsvindt en de woonplaats van de betrokkene. Zo worden prioritair en in de mate van het mogelijke de gezondheidszorgbeoefenaars opgevorderd die in de omgeving van het kader wonen en dit om te vermijden dat de betrokkenen onredelijke afstanden zouden moeten afleggen.

5 Verplicht om gehoor te geven aan opvorderingsbevel?

De betrokken zorgverlener kan zich bij de provinciegouverneur die is overgegaan tot de opvordering verweren tegen het bevel door aan te tonen dat er in zijn hoofde sprake is van een belemmering als gevolg van het uitvoeren van een dringendere beroepsplicht, medische redenen of van een andere ernstige reden. De gouverneur zal de legitimiteit van de aangehaalde belemmering individueel beoordelen.

Ook de rechtspersoon wiens personeel opgevorderd wordt en die meent ernstige schade te ondervinden doordat voorziene prestaties niet geleverd worden, kan zich tegen een bevel verweren. De provinciegouverneur neemt deze bezwaren in overweging en neemt binnen de 12 uur een beslissing waarbij hij kan besluiten tot een herziening van de invordering (aanpassing), een inhouding (verval) of een verderzetting (behoud).

Vervolgens kan tegen de beslissing van de provinciegouverneur nog een voorziening bij de Raad van State worden ingesteld. Dit kan desgevallend in kort geding.

6 Wat bij niet opvolging?

In de situatie dat een betrokkene het opvorderingsbevel naast zich neerlegt, kan deze niet alleen tuchtrechtelijk maar tevens strafrechtelijk gesanctioneerd worden. Het besluit voorziet immers als mogelijke sanctie een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en/of een geldboete van zesentwintig euro tot tweeduizend euro.

7 Intrekking bijzondere volmachtenbesluit

De inkt van het bijzondere volmachtenbesluit nr. 16 was nog niet droog of vanuit de gezondheidszorgsector ontstond een golf van verontwaardiging over de inhoud hiervan. Deze verontwaardiging viel niet in dovemansoren. De federale regering is dan ook op haar stappen teruggekeerd en dit mede ingegeven door het feit dat de gunstige evolutie van de pandemie de druk op het zorgkader heeft doen dalen.

Op 29 mei 2020 is dan ook het KB nr. 27 tot intrekking van het koninklijk besluit nr. 16 van 29 april 2020 tot uitvoering van artikel 5, § 1, 2°, van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II), met het oog op opvordering van gezondheidszorgbeoefenaars gepubliceerd, hetgeen stelt dat vanaf de publicatie van dit besluit KB nr. 16 wordt ingetrokken.

Besluit

Waar actueel de maatregelen teruggeschroefd worden en de druk op de gezondheidszorginstellingen daalt, blijkt uit het bijzondere volmachtenbesluit dat de overheid de vlucht vooruit wil nemen door nu reeds te anticiperen op een tweede golf van besmettingen. Het besluit wil dan ook nu reeds voorzien in de mogelijkheid om in de nabije toekomst snel personeel te kunnen invorderen mocht er zich ergens een capaciteitsprobleem voordoen.