Onze ervaring,
uw vertrouwen

Het toepasselijk recht volgens de Huwelijksvermogensrechtverordening

In onze vorige bijdragen lieten wij u reeds kennis maken met de Huwelijksvermogensrechtverordening, haar inwerkingtreding (lees het artikel hier), toepassingsgebied (lees het artikel hier) en bevoegdheidsregeling (lees het artikel hier). Nu staan we stil bij het toepasselijk recht. Bij een huwelijk met grensoverschrijdende aspecten is het belangrijk om te weten welk recht van toepassing is op de vermogensrechtelijke gevolgen. 

Zoals bij de bevoegdheidsregels, geldt ook hier de hoofdregel dat de verordening slechts van toepassing is op het huwelijksvermogen van echtgenoten die op of na 29 januari 2019 in het huwelijk (zijn ge)treden, alsook voor echtgenoten die op of na 29 januari 2019 een rechtskeuze uitbrengen.

Als uitgangspunt voor het toepasselijk recht geldt het eenheidsbeginsel, waarbij de Europese wetgever opteert voor één toepasselijk recht op álle bestanddelen van het huwelijksvermogen, ongeacht waar deze goederen zich bevinden.

Wat betreft het toepasselijk recht zijn er twee mogelijkheden: (1) partijen maken een rechtskeuze of (2) (bij gebreke van een rechtskeuze) de verordening wijst het toepasselijk recht aan.

1                 Rechtskeuze

Zoals ook ten aanzien van de bevoegdheid, kunnen partijen een overeenkomst sluiten waarbij zij zelf het recht aanwijzen dat van toepassing zal zijn op hun huwelijksvermogensstelsel. Deze rechtskeuze is uitdrukkelijk geregeld in art. 22 en 23 HuwvermVo. De mogelijkheid tot rechtskeuze is evenwel beperkt tot het recht van de staat waarmee partijen of één van de partijen reeds een bepaalde band heeft, namelijk het recht van de staat van de gewone verblijfplaats of het recht van een staat waarvan één van de partijen of beiden de nationaliteit hebben.

Om een geldige rechtskeuze uit te brengen dienen partijen een schriftelijke, gedagtekende en door beide partijen ondertekende overeenkomst te sluiten. Let evenwel op, de desbetreffende lidstaat kan aanvullende vormvereisten opleggen.

2                 Geen rechtskeuze

Bij gebreke aan een expliciete rechtskeuze voorziet de Huwelijksvermogensrechtverordening in een verplichte volgorde van aanknopingspunten die het toepasselijk recht bepalen, met name: 1) de eerste gewone verblijfplaats van partijen na de huwelijkssluiting, 2) de gemeenschappelijke nationaliteit op het tijdstip van de huwelijkssluiting, 3) het recht waarmee de echtgenoten op het tijdstip van de huwelijkssluiting de nauwste band hebben.

Bij wijze van uitzondering en wanneer uit alle omstandigheden van de zaak blijkt dat de echtgenoten een langere en kennelijk nauwere band hebben met een andere staat én beide echtgenoten op het recht van deze staat “vertrouwd hebben” om hun vermogensrechtelijke relatie te plannen (bv. het sluiten van een huwelijkscontract met toepassing van de rechtsregels van deze staat), kan de rechter op verzoek van één van de echtgenoten het recht van deze staat van toepassing verklaren.

Conclusie

Zoals reeds eerder aangegeven, is de Huwelijksvermogensrechtverordening voor de procespraktijk onmiddellijk van belang. Zij bepaalt immers de regels van het toepasselijk recht op alle huwelijken en overeenkomsten gesloten op of na 29 januari 2019. Voor de Nederbelg betekent dit dat bij het aangaan van zijn/haar huwelijk de keuze voor het Nederlands, dan wel het Belgisch recht determinerende gevolgen heeft, dit ook voor wat betreft de vermogensrechtelijke uitwerking ervan. Een deskundig advies en een weloverwogen keuze is hierbij sterk aan te raden.

Met vragen hierover kunt u zich altijd wenden tot:

Mr. Ruud Tuinstra en/of Mr. Anneleen Meylaerts

Wij zijn u graag van dienst!

Rechtsdomeinen